.
Zaterdags zit hij daar vaak, in de Noorderkerk, een oude man van 85 jaar. De tijd doden, een beetje kletsen met buurtgenoten, gratis kopje koffie erbij.
“Zal ik jou eens een lekker bakkie inschenken” zegt hij tegen me, als ik naast hem ga zitten. Hij maakt vrolijke opmerkingen naar de anderen, maar zijn ogen staan niet vrolijk...
Sinds zijn liefje dood is vind hij er niets meer aan. Bijna 60 jaar getrouwd waren ze en toen ging ze.
Beroepsbokser is hij geweest, ja, kampioen van Nederland. Hij pakt een fotootje, zwart-wit, de randjes gekruld. “Kijk eens, wat een mooie jongen...” Hij kijkt er een beetje weemoedig naar. Die tijd komt nooit meer terug. Hij laat ook het boekje zien, waar elke wedstrijd in geregistreerd staat.
“Kijk, dit ben ik in mijn woonkamer.”
“ Gezellig...”, zeg ik. Veel porseleinen beeldjes en bloemen. Hij zit op de bank tussen al die gezelligheid, maar hij kijkt een beetje droevig. Hij vindt er niets meer aan nu zijn liefje er niet meer is.
Hij pakt nog een foto uit zijn portefeuille: “Hier, dit ben ik ook. Ik moest naar Indië. Had je net die oorlog gehad moest je alweer weg.”
“Mooie jongen,” zeg ik, “had u sjans bij de nonja’s?”
“ Oh ja, dat wel, maar ik had vrouw en kind thuis, dus daar begon ik niet aan.”
Op het orgel is iemand aan het oefenen. Het geluid zwelt aan, net iets te hard.
“In 1929 stierf mijn moeder, ik was toen 3 jaar oud. Me vader heb ik nooit gekend, die ging in het vreemdelingen legioen. Heette ook Theodoor. Drie Theodoren. Me zoon ook. Die belt me iedere ochtend op.”
De kerk gaat sluiten. We geven Theodoor een hand.
Dan loopt hij weer naar huis in een van de straatjes achter de markt. Zijn schouders licht gebogen. Kijk, daar loopt hij.
Op de hoek spelen twee zigeuners muziek uit het verre vaderland, precies passend bij dit moment. Het barst van de heimwee hier op het plein...
.