.
Als je het station uitkomt na je lange reis in de trein, bijvoorbeeld naar Maastricht en weer terug en je loopt dan over het Prinsen Bolwerk, dan ineens... is daar een kleine plek onder een boom in de struiken.
Je loopt er zo voorbij als je het niet weet.
Maar als je het weet en je kijkt... dan zie je het.
Het is een plek, waar een kabouter woont.
Kijk maar:
Aan de ene kant is het een beetje een slordige kabouter. Hij ruimt zijn troep niet op en het is een rommeltje voor zijn deurtje.
Maar aan de andere kant... hij heeft wél een kliko: een vuilnisbak. Misschien dattie zo nu en dan eens opruimt en blaadjes veegt of zo. Je weet het niet. Want je ziet 'm nooit en je kunt het dus ook nooit vragen.
Nu wil je misschien weten hoe groot dit allemaal is.
Niet groot. Je kunt boven het deurtje een veertje zien en óp het deurtje een handgreep van een lade.
Het is geen grote kabouter.
Ik ga eens een keertje wat lekkers neerleggen.
Of iets uit de speelgoedhoek wat daar bij kan.
Bijna niemand kent dit plekje.
Het is dan ook geheim.
Want kabouters zijn geheim.
Je ziet ze nooit, maar ze zijn er wel...
.